NRC – Opstelten

NRC Handelsblad – 15 december 2008 – Mark Hoogstad

Een sociëteitscommissaris die drijft op intuïtie 
Workaholic Ivo Opstelten leidde Rotterdam met humor, onverstoorbaarheid en oog voor alledaagse ergernissen

Een geboren burgervader. Zo kenschetsen intimi burgemeester Ivo Opstelten van Rotterdam. Nuchter, daadkrachtig. Hoewel niet iedereen rouwig is om zijn nabije vertrek. 
Rotterdam, 15 dec. Een functieomschrijving ontbreekt, maar verder staat hij gewoon in het telefoonboek, op pagina 822: mr. I.W. Opstelten. De enige met die achternaam in Rotterdam, dus dat kan niet missen: de burgemeester. Echtgenote Mariëtte Opstelten-Dutilh (63) heeft de afgelopen tien jaar dan ook menig burger aan de lijn gehad. „Meestal mensen die even hun hart willen luchten.” Maar af en toe ook „een boze meneer of mevrouw”. Want Ivo Willem Opstelten mag dan populair zijn in de tweede stad van Nederland, hij krijgt het niet cadeau.

De vertrekkend burgemeester – donderdag zwaait hij officieel af in de gemeenteraad, vrijdag volgt een afscheidsfeest in Ahoy – neemt zelf zelden of nooit de telefoon op in de statige woning in de deelgemeente Kralingen. Hij is vrijwel voortdurend op pad. En altijd ten behoeve van de stad. „Hij kan moeilijk ‘nee’ zeggen en Rotterdam uitdragen is voor hem een bijna heilige missie”, zegt zijn vrouw. Het is die onvermoeibare inzet die vriend en vijand prijzen in de bijna 65-jarige rasbestuurder, die over drie weken wordt opgevolgd door Ahmed Aboutaleb (PvdA).

Gevolg is wel dat de workaholic Opstelten thuis vrijwel niets doet. Toch beweerde hij ooit in een vraaggesprek met Opzij dat zijn bijdrage aan het huishouden bestaat uit grasmaaien. „Ik heb hem meteen gevraagd sinds wanneer dat dan zo was, want kennelijk had ik wat gemist”, grijnst zijn echtgenote. In werkelijkheid is Rotterdams eerste burger een onhandige man, onthult huishoudster Mia Kaldenhoven in het donderdag te verschijnen afscheidsboek Opstelten. „Soms gaat hij ineens zijn schoenen poetsen en dan zit dat overal op de vloerbedekking.” Bovendien snurkt haar broodheer „als een beer”.

Zijn vrouw en vier dochters zijn thuis de baas. Zij zijn ‘de ijzeren ring’, waar Opstelten naar eigen zeggen altijd naar luistert. Zij ook hebben hem ingewijd in de geheimen van internet. „Ik moet af en toe noodgedwongen de rol van bitch spelen, want anders luistert hij niet en staat hij om één uur ’s nachts nog te kletsen bij een of andere meeting”, zegt zijn vrouw, die als kinderrechter werkzaam is in Den Bosch. Ingewijden zeggen dat haar invloed niet mag worden onderschat. Zelf veegt Opstelten-Dutilh, afkomstig uit een familie van Rotterdamse notabelen, die suggestie van tafel. „Ik lees zijn stukken niet, of hij moet me daar expliciet om vragen. Wat hij vervolgens met mijn mening doet, moet u hem zelf maar vragen.”

Oud-raadslid Manuel Kneepkens (66) weet wel beter. „Hij is Ollie B. Bommel, zij is Tom Poes die hem behoedt voor misstappen”, zegt de ex-fractievoorzitter van de Stadspartij. Andere bijnamen die Opstelten in bijna tien jaar Rotterdam (1999-2009) verwierf, zijn onder meer Oppie, Burgemeester Dickerdak, Bolle en – door zijn onbuigzame veiligheidsaanpak – Giuliani aan de Maas. „Hij heeft, na een weifelend begin, een onuitwisbaar stempel op deze stad gedrukt door te allen tijde de rust te bewaren”, zegt Kneepkens.

Dat is een prestatie. Zeker voor een bestuurder die meermalen heeft erkend geen visionair te zijn. „Hij verstaat de kunst telkens op de juiste trein te springen, maar zet zelden zelf een trein in beweging”, beaamt Kneepkens. Dat is een vaker gehoorde klacht in Rotterdam. Al durven maar weinigen dat hardop te zeggen. Opsteltens macht en invloed reiken ver. De VVD-voorzitter beschikt over een groot en invloedrijk netwerk. Kneepkens weet dat hij „een potje kan breken bij Ivo”. De reden: beiden waren in de jaren zestig lid van het Leidse studentencorps Minerva. „Een grote kerel die rugby had gespeeld en wel van een borreltje hield. Hij was dan ook de aangewezen persoon om sociëteitscommissaris te worden. In de praktijk betekende dat voorkomen dat het meubilair ’s nachts door de ruiten werd gesmeten.”

Een ordehandhaver is de oud-student rechten in feite altijd gebleven, zegt ouderejaars Kneepkens. Lachend: „Veiligheid was en is zijn corpsbusiness.” Daarbij heeft hij de „brallerige studentenhumor en bijbehorende debattrucjes” tot kunst verheven, weet de dichter. „Hij kan iemand met één kwinkslag klem zetten, net als destijds op de soos.” Of de ijzige sfeer doorbreken, zoals nodig was in de vorige collegeperiode (2002-2006). Leefbaar Rotterdam had de PvdA uit de macht verdreven. De partijen stonden als kemphanen tegenover elkaar. Opstelten haalde meer dan eens de kou uit de lucht met een geslaagde grap of grol.

Toch ergert zijn vrouw zich geregeld aan „die neiging leuk te willen zijn. Af en toe draaft hij door met die Leidse humor. Hou daar eens mee op, zeg ik dan, want niet iedereen begrijpt het of vindt het leuk.” Nog zo’n onhebbelijkheid: „Bij recepties staat mijn man vaak in van die bakjes met nootjes te graaien, terwijl hij nota bene in gesprek is met iemand. Als ik het zie, zeg ik er onmiddellijk wat van.” Dat gebeurt de laatste jaren steeds minder. Opstelten viel mede op aandringen van zijn gezin vorig jaar fors af: ruim vijftien kilo. „Hij eet veel verstandiger.”

Verslaggever Martin Maat sprak de afgelopen weken met tal van bekenden van Opstelten. Het resultaat van die rondgang is te zien op 7 januari in een tv-uitzending van KRO’s Profiel, getiteld Altijd een heer. „De sleutel van zijn succes ligt overduidelijk in zijn Minerva-tijd”, zegt Maat. Als zijn agenda dat toestaat, gaat Opstelten nog elke zomer op wandelvakantie met zijn jaarclubgenoten van Taras Bulba, onder wie de oud-directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Anne Willem Kist. Die noemt in het rijk geïllustreerde boek Opstelten „nuchterheid en eenvoud” de grote kracht van zijn vriend.

Dat doet ook Opsteltens persoonlijk secretaris Henk van de Kamp (35), die sinds 2003 onder meer diens speeches schrijft. „Ik werk niet voor hem, ik werk met hem. Het gevoel ‘we doen het samen’ weet hij je heel sterk te geven.” Burgers worden volgens Van de Kamp op dezelfde manier aangesproken „en dus indirect betrokken bij zijn beleid”. Bovendien beschikt Opstelten over het vermogen tot zelfrelativering. Dat is een eigenschap die hem goed van pas komt in de stad, waar branie en bravoure worden beschouwd als ‘typisch Amsterdamse’ deugden.

Van de Kamp vindt Opstelten vooral „heel gewoon”. Hij vertelt: „We waren vlak na mijn aanstelling op weg naar Zwolle voor een lezing, maar hadden nog niet gegeten. Dus liet hij de chauffeur stoppen bij een McDonald’s. Even later op de achterbank zit hij de inhoud van die bakjes te bestuderen en zegt-ie op gortdroge toon – Van de Kamp imiteert de karakteristieke basstem van zijn baas – ‘goh, ze zijn de servetjes vergeten’. Toen wist ik: dit is niet zomaar een burgemeester, deze man heeft humor én staat met beide benen op de grond.”

Zijn ongekende populariteit heeft Opstelten niet alleen te danken aan zijn kordate optreden, vlak na de moord op Pim Fortuyn (2002), toen hij het stadhuis openstelde voor rouwende burgers en een dag later de stille tocht aanvoerde. In zijn eerste maanden moest ‘die hockeybal uit Utrecht’ veel scepsis overwinnen. Hij was na Eindhovens burgemeester Rein Welschen tweede keus, zo lekte later uit, en moest als VVD’er spitsroeden lopen in de vanouds ‘rode’ stad. „Maar hij hield zich staande, trok meteen de wijken in en sprak iedereen: zowel allochtoon als autochtoon”, herinnert Kneepkens zich. „Dat heeft hem veel goodwill opgeleverd.”

Niets is Opstelten bovendien te dol, zijn regenteske voorkomen ten spijt. Dit najaar bijvoorbeeld dook hij op in een filmpje op internet, waarin hij op zijn werkkamer een kolderiek dansje opvoert. Kneepkens: „Jij en ik kijken wel uit, maar hij doet het gewoon! Sterker nog: hij vindt het nog leuk ook, net als al die andere ‘gewone’ Rotterdammers.” Die waarderen het ook dat Opstelten bij de regionale omroep RTV Rijnmond vragen van luisteraars beantwoordt in het radioprogramma Met Wie?

Een geboren burgervader dus, die al in zijn studententijd verkondigt dat hij later burgemeester wil worden, zegt zijn vrouw, die hij ontmoette in het Leidse studentenleven. „Ik vond het een bijzondere wens, al paste het hem wel.” Op zijn 28ste wordt hij de jongste burgemeester van Nederland, in het Drentse Dalen. Daarna volgen Doorn, Delfzijl en Utrecht, waarna hij in 1999 terugkeert in zijn geboortestad. Zijn vuurdoop – ernstige rellen na de huldiging van Feyenoord op 24 april 1999 – doorstaat hij met glans. Hij blijkt een vaderlijke en onverstoorbare ambassadeur van de havenstad.

Zijn gezag breidt hij nadien gestaag uit. Intuïtie blijkt zijn belangrijkste raadgever. Opstelten heeft het burgemeesterschap „als het ware opnieuw uitgevonden”, zegt CDA’er Lucas Bolsius, de langstdienende wethouder onder Opstelten. „Het is er nooit van gekomen, tot zijn grote ergernis, maar Ivo heeft zich na 2002 weten te profileren als een gekozen burgemeester.” Burgers mochten het hem aanrekenen als gestelde doelen niet werden gehaald. Bolsius: „Ivo heeft als geen ander de boodschap van Fortuyn begrepen.”

Maar niet iedereen is rouwig om Opsteltens vertrek. „Van zijn armzalige ‘Giuliani en zero tolerance’-nabootsing moet ik maar weinig hebben”, schrijft SP-raadslid Leo de Kleijn op zijn weblog. Opstelten stelt zich als voorzitter van de gemeenteraad bovendien „uitermate irritant” op, aldus De Kleijn, en „probeert elk inhoudelijk debat te smoren”. Volgers van de Rotterdamse politiek beklagen zich nog wel eens over de ellenlange monologen, die Opstelten – altijd pratend met drukke handgebaren – afsteekt. Wordt het hem te heet onder de voeten, dan wiegt hij zijn critici in slaap met een stortvloed aan woorden. „Als-ie dan eindelijk klaar is, vraag je je af: wat heeft hij nu eigenlijk gezegd?”, aldus De Kleijns collega Theo Coskun.

Minder bekend zijn Opsteltens woede-uitbarstingen. Op het stadhuis aan de Coolsingel is het een publiek geheim dat met name de veiligheidsambtenaren af en toe de wind van voren krijgen. Ook een vilein zinnetje in de krant kan zijn humeur verpesten, vertelde zijn woordvoerder eerder dit jaar. „Maar de storm gaat na een half uur meestal weer liggen.” Slechts één keer maakte Opstelten een fout in Rotterdam, herinnert zijn secretaris Van de Kamp zich. „Kort na de moord op Theo van Gogh verbood hij een uiting van kunstenaar Chris Ripken, die middels een tekst op een muur pal naast een moskee opriep tot verdraagzaamheid. Dat was een tactische blunder, waar hij later ruimhartig excuses voor heeft gemaakt.”

Ook Robert Mul, de afzwaaiend directeur van de Rotterdamse Rekenkamer, kwam af en toe in conflict met het stadsbestuur, en dus met Opstelten. „Wat een gemul” is niet voor niets een bekende oneliner binnen het Rotterdamse college. Mul prijst Opstelten als een daadkrachtig bestuurder, maar plaatst ook kanttekeningen. „Hij krijgt wel heel veel ruimte van zijn wethouders, en neemt die ook.” Mul herkent het beeld dat een lokaal politicus eerder dit jaar off the record schetste: Rotterdam is als een bootje dat amper vaart maakt, omdat alle wethouders bij de burgemeester op schoot zitten en de buitenboordmotor in de modder blijft steken.

Opstelten is vooral een man met geldingsdrang, stelt Mul. „Een fanatieke resultaatvoetballer die met hele grote stappen op het doel afstormt. Als hij dat nodig acht, schroomt hij niet de spelregels op te rekken.” Burgers windt hij eenvoudig om zijn vingers. Mul: „De strijd tegen de kauwgom op straat, dat is Opstelten ten voeten uit. Hij kondigt het aan in zijn nieuwjaarstoespraak en twee dagen later rijden de eerste antikauwgomwagentjes door de stad. Heel zichtbaar in actie tegen een heel herkenbaar probleem. De boodschap is: ik heb óók oog voor kleine, alledaagse ergernissen en ik weet van aanpakken.”

Andere berichten

Je winkelwagen is momenteel leeg.

Terug naar winkel