Recensie l TIJDSCHRIFT VOOR ZEEGESCHIEDENIS 39:1 (2020)

Bram Oosterwijk, Piet Ratsma en Frits Donker (red.), Stadstekenaar van Rotterdam. Gerrit Groenewegen 1754–1826 Rotterdam: Trichis Publishing, 2019, 175 pp., ill., ISBN 9789492881335; € 34,95


Rotterdam heeft de grootste haven van Europa en wordt ook wel de maritime capital of Europe genoemd. De haven dankt zijn leidende positie aan de uitstekende bereikbaarheid via zee en de verbindingen naar het achterland. In de haven is het altijd een drukte van jewelste en het is dan ook niet zo vreemd dat die haven ook veelvuldig is uitgebeeld door kunstenaars. Dat begon al in de zeventiende eeuw, toen de Rotterdamse haven nog niet zo vermaard was als tegenwoordig. De stad bracht ook zelf veel kunstenaars voort die de haven en scheepvaart in allerlei facetten vastlegden op doek, paneel en papier, zoals Jan Porcellis, Simon de Vlieger en Jacob Adriaensz. Bellevois. Ook na de zeventiende eeuw werden de stad en de haven door schilders vast gelegd. Over twee van die kunstenaars verscheen recent een monografie: Gerrit Groenewegen (1754–1826) en Marius de Jongere, pseudoniem van Marinus Johannes Drulman (1912–1977).


Gerrit Groenewegen is landelijk misschien niet zo’n bekende kunstenaar, maar in de computers van het Stadsarchief Rotterdam en in Maritiem Digitaal komen zijn naam en werk enkele honderden keren voor. De eerste die zich serieus voor Groenewegens werk ging interesseren was Piet Ratsma, destijds beheerder van de verzameling beeldmateriaal bij het (toen nog) Gemeentearchief Rotterdam. In 1976 stelde hij een tentoonstelling samen van Groenewegens werk, dat in de periode 1779–1816 moet zijn ontstaan. De catalogus die daarbij verscheen is nog steeds een standaardwerk voor wie meer wil weten van deze topografische kunstenaar en zijn werk, dat bestaat uit schetsen, tekeningen, etsen en schilderijen. Groenewegen werkte in Bataafs-Franse tijd, waarin veel gebeurde. Oorlogen, binnenlandse onlusten, politieke veranderingen, Groenewegen maakte het allemaal mee. Piet Ratsma kan worden beschouwd als de pleitbezorger van het topografische werk van Groenewegen en hij is dan ook de terechte schrijver van het voorwoord, dat het boek inleidt dat Bram Oosterwijk heeft geschreven. Ook Oosterwijk behoeft weinig introductie. Van een havenjournalist ontwikkelde hij zich tot schrijver van talloze boeken over maritieme en havengerelateerde onderwerpen. Daarvan zijn er verschillende besproken in eerdere afleveringen van dit tijdschrift.


Stadstekenaar van Rotterdam begint met een inleiding. Oosterwijk geeft hierin aan dat het voor een deel is gebaseerd op wat Ratsma al eerder over Groenewegen opspoorde en beschreef. Oosterwijk vulde die gegevens aan met eigen archief- en literatuuronderzoek. Vervolgens volgt er een monografisch hoofdstuk waarin het bekende verhaal over Groenewegens leven. Als aankomend scheepstimmerman raakte hij rond zijn achttiende jaar zwaar invalide na een ernstig ongeval op een ophaalbrug. Noodgedwongen koos Groenewegen toen voor een beroep als tekenaar. Zijn rechteronderbeen was geamputeerd en hij liep op krukken. Ondanks zijn handicap bleek hij een natuurtalent, want zijn tekenwerk blonk uit door het feit dat het kunstzinnig én natuurgetrouw is. Binnen zijn oeuvre zien we stads- en riviergezichten, en een zestal schilderijen. Niet altijd signeerde en dateerde hij zijn werk. En dateringen kloppen niet altijd, want soms betreffen die de voorstudies die hij eerder van een bepaalde voorstelling maakte.


Na het biografische overzicht volgen hoofdstukken over een bewaard schetsalbum en zijn boek met scheepsafbeeldingen. Vanwege hun nauwkeurigheid worden Groenewegens scheepsportretten heel vaak gebruikt in publicaties over achttiende- en negentiende-eeuwse maritieme onderwerpen. Vervolgens behandelt Oosterwijk in het gedeelte ‘In de stad’ verschillende prenten en tekeningen en vult die aan met allerlei wetenswaardigheden. Chronologisch neemt hij de lezer zo mee in de stadsgeschiedenis van Rotterdam tussen 1779 en 1810. Veel van het werk is maritiem van aard en zo zien we scheepswerven, havens, riviergezichten en kades. Daarna volgt ‘Op het water’ en laat Oosterwijk ons door de ogen van Groenewegen kijken naar allerlei maritieme activiteiten, zoals schepen op het water, zeeslagen en scheepsreparatie. Het derde en laatste deel is ‘Buiten de stad’ en dan trekken we in de voetsporen van Groenewegen er op uit naar Delfshaven, Charlois, Overschie, Schiedam en zelfs Scheveningen. Ook dat werk heeft praktisch allemaal een maritieme relatie. In totaal zijn in het boek zo’n 85 tekeningen en aquarellen van Gerrit Groenewegen afzonderlijk beschreven. Het boek van Bram Oosterwijk is stevig gebonden en kent een oblongformaat, waardoor de prenten en tekeningen in vaak een liggend formaat hebben, goed kunnen worden bekeken. De kwaliteit van de afbeeldingen is uitstekend. Oosterwijk heeft een prettige schrijfstijl en hij vult de levensbeschrijving van Groenewegen en de geselecteerde werken aan met talloze weetjes. Het boek eindigt met een opgave van geraadpleegde bronnen en een illustratieverantwoording.


De Jan Porcellisstraat, Bellevoysstraat en De Vliegerstraat bestaan al in Rotterdam. Ik denk dat het hoog tijd wordt dat de straatnamencommissie van Rotterdam voor Gerrit Groenewegen en Marius de Jongere ook een straat, laan of plein bedenkt, maar dan wel graag op een mooie plek aan de waterkant.


Ron Brand

Andere berichten

Stadstekenaar van Rotterdam

Je winkelwagen is momenteel leeg.

Terug naar winkel