Recensie l TIJDSCHRIFT VOOR ZEEGESCHIEDENIS 39:1 (2020)

Gerrit Groenewegen is landelijk misschien niet zo’n bekende kunstenaar, maar in de computers van het Stadsarchief Rotterdam en in Maritiem Digitaal komen zijn naam en werk enkele honderden keren voor. De eerste die zich serieus voor Groenewegens werk ging interesseren was Piet Ratsma, destijds beheerder van de verzameling beeldmateriaal bij het (toen nog) Gemeentearchief Rotterdam. In 1976 stelde hij een tentoonstelling samen van Groenewegens werk, dat in de periode 1779–1816 moet zijn ontstaan. De catalogus die daarbij verscheen is nog steeds een standaardwerk voor wie meer wil weten

van deze topografische kunstenaar en zijn werk, dat bestaat uit schetsen, tekeningen, etsen en schilderijen. Groenewegen werkte in Bataafs-Franse tijd, waarin veel gebeurde. Oorlogen, binnenlandse onlusten, politieke veranderingen, Groenewegen maakte het allemaal mee. Piet Ratsma kan worden beschouwd als de pleitbezorger van het topografische werk van Groenewegen en hij is dan ook de terechte schrijver van het voorwoord, dat het boek inleidt dat Bram Oosterwijk heeft geschreven. Ook Oosterwijk behoeft weinig introductie. Van een havenjournalist ontwikkelde hij zich tot schrijver van talloze

boeken over maritieme en havengerelateerde onderwerpen. Daarvan zijn er verschillende besproken in eerdere afleveringen van dit tijdschrift. Stadstekenaar van Rotterdam begint met een inleiding. Oosterwijk geeft hierin aan dat het voor een deel is gebaseerd op wat Ratsma al eerder over Groenewegen opspoorde en beschreef. Oosterwijk vulde die gegevens aan met eigen archief- en literatuuronderzoek. Vervolgens volgt er een monografisch hoofdstuk waarin het bekende verhaal over Groenewegens leven. Als aankomend scheepstimmerman raakte hij rond zijn achttiende jaar zwaar invalide na een ernstig ongeval op een ophaalbrug. Noodgedwongen koos Groenewegen toen voor een beroep als tekenaar. Zijn rechteronderbeen was geamputeerd en hij liep op krukken. Ondanks zijn handicap bleek hij een natuurtalent, want zijn tekenwerk blonk uit door het feit dat het kunstzinnig én natuurgetrouw is. Binnen zijn oeuvre zien we stads- en riviergezichten, en een zestal

schilderijen. Niet altijd signeerde en dateerde hij zijn werk. En dateringenkloppen niet altijd, want soms betreffen die de voorstudies die hij eerder van een bepaalde voorstelling maakte. Na het biografische overzicht volgen hoofdstukken over een bewaard schetsalbum en zijn boek met scheepsafbeeldingen. Vanwege hun nauwkeurigheid worden Groenewegens scheepsportretten heel vaak gebruikt in publicaties over achttiende- en negentiende-eeuwse maritieme onderwerpen. Vervolgens behandelt Oosterwijk in het gedeelte ‘In de stad’ verschillende prenten en tekeningen en vult die aan met allerlei wetenswaardigheden. Chronologisch neemt hij de lezer zo mee in de stadsgeschiedenis van Rotterdam tussen 1779 en 1810. Veel van het werk is maritiem van aard en zo zien we scheepswerven, havens, riviergezichten en kades. Daarna volgt ‘Op het water’ en laat Oosterwijk ons door de ogen van Groenewegen kijken naar allerlei maritieme activiteiten, zoals schepen op het water, zeeslagen en scheepsreparatie. Het derde en laatste deel is ‘Buiten de stad’ en dan trekken we in de voetsporen van Groenewegen er op uit naar Delfshaven, Charlois, Overschie, Schiedam en zelfs Scheveningen. Ook dat werk heeft praktisch allemaal een maritieme relatie. In totaal zijn in het boek zo’n 85 tekeningen en aquarellen van Gerrit Groenewegen afzonderlijk

beschreven. Het boek van Bram Oosterwijk is stevig gebonden en kent een oblongformaat, waardoor de prenten en tekeningen  vaak een liggend formaat hebben, goed kunnen worden bekeken. De kwaliteit van de afbeeldingen is uitstekend. Oosterwijk heeft een prettige schrijfstijl en hij vult de levensbeschrijving van Groenewegen en de geselecteerde werken aan met talloze

weetjes. Het boek eindigt met een opgave van geraadpleegde bronnen en een illustratieverantwoording. Groenewegen tekende en schilderde topografisch en niet alleen havens. De moderne kunstschilder Marius de Jongere deed dat vrijwel altijd wel. Hij werd rond het midden van de twintigste eeuw dé bekendste havenschilder van Rotterdam. Zijn schilderijen zijn altijd heel herkenbaar. Zijn behandeling van het water met talloze glinsteringen zorgt dat het lijkt alsof het beweegt. Daarnaast schilderde hij dynamische wolkenpartijen en natuurlijk de grote zeegaande schepen die Rotterdam bezochten en weer verlieten. Dit alles beeldde hij uit in een naturalistisch impressionistische stijl. Zijn werk wordt door veel liefhebbers van de haven verzameld en gekoesterd. Al heel lang bestonden er plannen voor een monografie, zoals die ook verschenen over andere havenschilders,

zoals Johan Hendrik van Mastenbroek, Gerard Johannes Delfgaauw, Evert Moll en Herman Bosboom. Nu is er dan eindelijk ook een boek over De Jongere, samengesteld door Carola Prins en Maarten Drulman, kinderen van Marius de

Jongere. Het boek begint met Drulmans levensloop. Hij was de zoon van Marius Johannes Janssen, maar omdat zijn moeder bij zijn geboorte nog met Johan David Drulman was getrouwd, werd hij als Drulman in het bevolkingsregister ingeschreven. Waarschijnlijk kreeg hij zijn artistieke talent van zijn vader die etser en fotograaf was. Later volgde hij zelf kunstopleidingen in Rotterdam. Alszelfstandig kunstenaar koos hij het pseudoniem M. de Jongere, een eerbetoon aan zijn vader die hem het etsen leerde en stimuleerde in zijn artistieke ontwikkeling. De monografie toont de artistieke veelzijdigheid van De Jongere. In vier delen, etsen, aquarellen, litho’s en olieverf wordt zijn werk gekenschetst. Zijn onderwerpkeuze beperkte zich niet tot havengezichten alleen. De Jongere maakte ook zeer verdienstelijke landschappen, zee- en stadsgezichten, portretten, bloemstukken en genrestukken. Aan de hand van tientallen afbeeldingen van etsen, aquarellen en litho’s en negentig afbeeldingen van olieverfschilderijen biedt deze monografie een overzicht van zijn omvangrijke oeuvre. Het is de verdienste van de auteurs dat zij over hun veelzijdige vader een boek uitbrachten, maar de vrees dat het dan een ‘gekleurd’ boek wordt, is aanwezig. Wordt De Jongere dan niet zodanig opgehemeld dat er helemaal geen plaats is voor kritiek? Natuurlijk betreft het hun vader, maar toch zijn de auteurs er naar mijn mening in geslaagd een redelijk neutraal beeld van het leven en werk van hem neer te zetten. Verder laten de auteurs veel onbekend werk zien dat zich in particuliere collecties bevindt. Veel werken van eenzelfde kunstenaar bij elkaar brengen doet hen meestal weinig goed. Ook bij De Jongere is dat het geval. Individueel vervelen zijn havengezichten echter nooit. De mooi vormgegeven monografie heeft een stevige harde kaft en sluit af met een

beknopt beeldoverzicht, de ontwikkeling van zijn signatuur, en enkele schetsen met aantekeningen die aangeven hoe hij werkte.

De Jan Porcellisstraat, Bellevoysstraat en De Vliegerstraat bestaan al in Rotterdam. Ik denk dat het hoog tijd wordt dat de straatnamencommissie van Rotterdam voor Gerrit Groenewegen en Marius de Jongere ook een straat, laan of plein bedenkt, maar dan wel graag op een mooie plek aan de waterkant.


Ron Brand

Andere berichten

Je winkelwagen is momenteel leeg.

Terug naar winkel